Avonturiers, oermoeders en superstambomen
10 juli 2025
10 juli 2025
Speciaal voor genodigden en Vrienden van het CBG organiseerden we op 13 juni een jubileumsymposium over de wetenschappelijke toepassing en maatschappelijke relevantie van familiehistorisch onderzoek. In drie lezingen werd ingegaan op familiehistorisch onderzoek in relatie tot publieksgeschiedenis, citizen science en erfelijke ziektes. Sjoerd Wielenga schreef een verslag over het Symposium van 13 juni 2025
De eerste spreker was publiekshistorica dr. Laura van Hasselt van de Universiteit van Amsterdam. Ze trapte haar bijdrage af met een verwijzing naar een boek van David Lowenthal met de titel: The past is a foreign country. ‘Het verleden is ver weg’, licht Van Hasselt toe. ‘Het is grotendeels onbekend en onbegrijpelijk net als een ver land dat is. Maar het verleden is ook avontuurlijk en spannend, zoals een ver land dat ook kan zijn.’ Dat geldt ook voor familiegeschiedenis. Uit Amerikaans onderzoek uit 1998 wordt helder wat de waarde van familiegeschiedenis is. De onderzoekers vroegen mensen welke bronnen die iets over het verleden vertellen zij het meest betrouwbaar vinden. ‘Historische films en politici werden het minst betrouwbaar ervaren, gevolgd door geschiedenisdocenten. Musea werden zeer betrouwbaar gevonden. De meest betrouwbare bron over het verleden vonden mensen hun eigen opa en oma.’
Van Hasselt begrijpt dat. ‘Familiegeschiedenis is dus de ideale vorm van publieksgeschiedenis want opa en oma zijn bekend. De eerste bronnen over het verleden liggen binnen handbereik, gewoon op zolder. Je hebt er geen opleiding geschiedenis voor nodig om ze te kunnen raadplegen.’
Als je populaire uitingen van familiegeschiedenissen bekijkt, zegt Van Hasselt, valt op hoe het persoonlijke en het wereldgebeuren samenvallen. ‘Het televisieprogramma Verborgen Verleden, boeken als ‘De stamhouder’ en ‘De voormoeders’ van Suze Zeilstra, podcasts als Roadtrip naar Auschwitz van Evelien Rutten en De plantage van onze voorouders van Maartje Duin. Al deze voorbeelden gaan niet alleen over hun families, maar ook over de wereldgeschiedenis.’
Spreker Laura van Hasselt, docent Publieksgeschiedenis aan de UvA en onderzoeker, postdoctoraal onderzoek in het kader van het Amsterdam Diaries Project.
Waar komt de populariteit van familiegeschiedenis vandaan? Van Hasselt noemt vier redenen.
‘Familiegeschiedenis staat nooit los van het heden’ zegt Van Hasselt. ‘Het kan troost bieden, bijvoorbeeld als je weet wat je grootouders hebben meegemaakt. Of als je in het reine wilt
komen met de erfenis van het verleden, zoals Peggy Bouva en Maartje Duin deden in de podcast De plantage van onze voorouders.’
Van Hasselt komt terug op de boektitel over het vreemde land, aan het begin van haar bijdrage. ‘Het verleden is geen vreemd land, want we komen er allemaal vandaan. Ik spreek liever over: ‘The past is our favourite foreign country’. Het verleden is ons favoriete, vreemde land. ‘
Prof. dr. Maarten Larmuseau, genetisch genealoog aan de KU Leuven en UAntwerpen.
Maarten Larmuseau (hoogleraar genetische genealogie in Leuven en columnist van Gen.magazine) betoogde in zijn bijdrage dat genealogie een zelfstandige wetenschappelijke discipline is en geen hulpwetenschap. ‘Het is een wetenschap om meer over onszelf en de samenleving te begrijpen. Een goede genealoog weet de juiste vragen te stellen. Basis van mijn eigen onderzoek is: wat is eigenlijk verwantschap? Ik let daarbij op juridische, sociale, emotionele en biologische factoren.’
Larmuseau wijst op de samentrekking van de woorden ‘genus’ (geslacht) en ‘logos/logia’ (kunde of leer) en komt zo tot de volgende definitie van genealogie: ‘De studie van verwantschap als een model om relaties tussen mensen in een samenleving te begrijpen.’
Gemeenschappelijke voorouder
De hoogleraar vertelt over het project MamaMito, een citizen science project (waarin wetenschappers met vrijwilligers samenwerken) dat als doel heeft om verwantschappen via de moederlijke lijn te traceren. Deelnemers leren hun voormoederlijn op een wetenschappelijke en kritische manier te zoeken en voeren deze in in een webapp-databank. Op basis van deze genealogische data wordt een gemeenschappelijke voormoeder gevonden. ‘Omdat de familienaam in de moederlijke lijn steeds verandert, was het heel moeilijk om deze mensen te vinden. Maar via citizen science was dit mogelijk.’
Aan het project deden 7845 geregistreerde deelnemers mee, waarvan een groot aantal positief en emotioneel reageren. Larmuseau citeert onder meer een zekere Karin: ‘De reden van mijn deelname is vooral te zoeken in het feit dat mijn grootmoeder zeer jong gestorven is (37 jaar), waardoor er zeer weinig is geweten over haar verleden.’
Maar we hebben in een ander project door het samenwerken met vrijwilligers van 31 levende mannen hun gemeenschappelijke voorvader uit 1425 gevonden.’
Larmuseau benadrukt dat het bij genealogisch onderzoek van belang is, je te realiseren dat de juridische voorvader die in de stamboom staat, niet per definitie de biologische voorvader hoeft te zijn. ‘De vraag is dus: komt de juridische stamboom overeen met de biologische stamboom? 1,5 procent van de kinderen heeft een andere vader dan op papier staat. We noemen ze koekoekskinderen. In de 19e eeuw was de koekoeksgraad in de steden hoger dan op het platteland. In lagere sociale klassen kwamen meer koekoekskinderen voor. Door minder sociale controle in die klassen, waren er meer verkrachtingen, overspel en prostitutie. De zwangerschappen die hieruit voortkwamen, zorgden dus voor een hogere koekoeksgraad. Voor kinderen kan het traumatisch zijn als je ontdekt dat je niet het kind bent van degene van wie je dacht te zijn.’
Maarten Larmuseau sloot af met een samenvatting in vijf punten:
Bi-nan Wang, MD, arts-onderzoeker aan het ALS Centrum Nederland en werkzaam op de polikliniek Neuromusculaire Ziekten in het UMC Utrecht.
Stel je voor: twee patiënten met ALS blijken, los van elkaar, dezelfde zeldzame spierziekte te hebben én een gemeenschappelijke voorouder te delen. Dat roept een intrigerende vraag op: delen zij een genetische afwijking die verband houdt met hun ziekte?
Die vraag stond centraal in de bijdrage van Bi-nan Wang, arts-onderzoeker neurogenetica aan het UMC Utrecht, tijdens het symposium. Zij onderzoekt samen met haar collega’s van Team Neurogenetica hoe stamboomonderzoek kan helpen bij het ontrafelen van de genetische oorzaken van ALS.
ALS (Amyotrofische Laterale Sclerose) is een progressieve zenuw- en spierziekte die leidt tot steeds verdergaand verlies van spierkracht. Uiteindelijk overlijden patiënten aan de gevolgen. In sommige gevallen komt ALS binnen families voor: dat heet familiaire ALS. “Dat komt doordat bepaalde genen van generatie op generatie worden doorgegeven,” legt Wang uit. “Maar bij de meeste patiënten lijkt de ziekte niet in de familie voor te komen, we spreken dan van sporadische ALS.” Toch kan ook dan een erfelijke aanleg meespelen, zonder dat dit meteen zichtbaar is in de familie.
Via DNA-onderzoek probeert het onderzoeksteam te achterhalen of patiënten genetisch aan elkaar verwant zijn. "Zijn er clusters te vinden van patiënten die familie van elkaar zijn? Ons doel is om superstambomen te maken: uitgebreide familiestambomen waarin zulke genetische verbanden zichtbaar worden."
Om die superstambomen te bouwen, brengen de onderzoekers de familiegeschiedenis van patiënten zorgvuldig in kaart. Soms weten patiënten dat een opa of oma ooit slecht ter been was, maar is onbekend of dat met ALS te maken had. Daarom vragen de onderzoekers niet alleen om stambomen die al in de familie bestaan, maar zoeken ze ook actief in openbare bronnen zoals WieWasWie, Geneanet, Open Archieven en het Nationaal Register Overledenen. Dankzij het matchen van gegevens met het Nationaal Register Overledenen (NRO) van het CBG kunnen de onderzoekers hun werk nu opschalen. Het CBG levert genealogische gegevens aan, op basis van specifieke vragen van het neurogenetisch onderzoeksteam.
De superstambomen laten soms onverwachte genetische verbanden zien. Zo ontdekken de onderzoekers via DNA-onderzoek bijvoorbeeld een ‘verloren zoon’ die vervolgens niet in de archieven terug te vinden is. “Dat betekent dat hij wel genetisch, maar niet juridisch onderdeel is van de familie,” aldus Wang, waarbij ze verwijst naar wat Maarten Larmuseau al opmerkte over het verschil tussen juridische en genetische voorouders.
Door de superstambomen te combineren met genetisch onderzoek kunnen Wang en haar collega’s beter begrijpen welke genen een rol spelen bij het ontstaan van ALS. Niet alleen bij patiënten zelf, maar ook bij familieleden die – voor zover bekend – géén klachten hebben. Wat beschermt hen? Welke genetische of andere factoren zorgen ervoor dat zij (nog) niet ziek zijn geworden?
Deze inzichten zijn van groot belang. Want uiteindelijk is het doel om behandelingen te ontwikkelen. Inmiddels is een medicijn goedgekeurd dat zich richt op één specifieke genetische oorzaak van ALS. Dat laat zien dat genetisch onderzoek leidt tot hoopvolle stappen – niet alleen voor patiënten, maar ook voor hun familieleden.